Vandaag wordt ons elfde kleinkind gedoopt. Een blijde dag met een schrijnende schaduw. Het met zoveel vreugde verwachte kindje dat een half jaar eerder in de familie is geboren, heeft de zon nooit op zijn lijfje gevoeld. Op Stille Zaterdag kwam het geluidloos ter wereld en zonder gedoopt te zijn, is hij begraven. Zonder het uiterlijke teken en zegel van Gods genadeverbond. Met hoop dat ook hij mag delen in de opstandig van de Heere Jezus.
Vandaag is er blijdschap, gemengd met verdriet. Vreugde, omdat de Heere doorgaat met Zijn werk. Weemoed om de voor zijn nageslacht – zoals hij dat zo plechtig verwoordde – biddende overgrootvader ook niet meer bij ons is.
Vandaag sta ik met een lief kindje op mijn arm, dat me met grote ogen aankijkt. Als ik terugkijk, kan ik me bijna niet voorstellen dat ook zij in zonde ontvangen en geboren is. Dat is de bittere werkelijkheid.
Vandaag verwacht ik dat we bij het binnenkomen zullen zingen van God, Die Zijn waarheid nimmer zal krenken, maar eeuwig aan Zijn verbond zal denken. De andere jongste kinderen in de familie hebben in ieder geval nog eens flink op geoefend. Ik gedachten hoor ik hun stemmetjes. Tot mijn verrassing zingt de gemeente een andere Psalm:
De stedelingen zullen bloeien,
Gelijk het malse kruid;
Zijn Naam en roem zal eeuwig groeien.
Ook zal, eeuw in, eeuw uit,
Het nageslacht Zijn grootheid zingen,
Zolang het zonlicht schijn;
Hun zal een schat van zegeningen,
In Hem ten erfdeel zijn.
Het vers raakt me. Gods Naam, eer en grootheid zal alle eeuwen door bezongen worden. Zijn lof verbreidt. Juist uit de mond van kleine kinderen. Van generatie op generatie. Zolang de zon opkomt en ondergaat. Naar Gods eigen Woord. Daar gaat het om in de opvoeding. Ook grootouders zijn geroepen Zijn daden door te vertellen. De boetepsalm en de lofzang voor te zingen.
Vandaag komt opnieuw oproep om dat gestalte te geven. In de familie, maar ook binnen de gemeente. Ieder doopdienst neem ik me voor om voor de gedoopte kinderen en hun ouders te bidden. Om bij een volgende keer beschaamd vast te moeten stellen dat ik het best vaak niet aan dacht.
Vandaag drupt het doopwater over het hoofd van ons kleinkind. Het doopwater dat wijst op onreinheid. Dat des te meer wijst naar het bloed van de Heere Jezus, dat reinigt van alle zonde. De Heere is de eerste die naar haar vraagt. Hij zet een teken en een zegel op haar voorhoofd. Hij wil ook haar God zijn.
Mettie de Braal-Prins