Onlangs las ik een verhaal voor aan de identiteitsgroep. Misschien kent u het wel. Het betreft een volk die elkaar voortdurend sterren en stippen opplakken. Sterren voor als je iets goed doet, een stip voor iets wat eerder af te keuren is. Het gevolg: het volk is voortdurend bezig met hun best te doen voor het verdienen van (meer) sterren en het voorkomen van stippen. De boodschap: ‘Het is belangrijker je bezig te houden met wat God van je vindt dan de mensen om je heen’.
Dit verhaal blijft bij mij hangen, omdat het mij steeds meer opvalt hoe het te vertalen is naar ons eigen volk en manier van leven op allerlei gebied. Hoe we vaak onbewust hard bezig zijn om sterren te verdienen en misschien nog meer om stippen (feedback, afkeuring etc.) te voorkomen. Maar ook hoe makkelijk we die aan de ander geven in gedachten of hardop. Het varieert van het huishouden tot – een favoriet onderwerp in deze tijd – hoe iemand zich gedraagt onder de huidige maatregelen.
Juist in deze tijd met Corona is het goed (naar jezelf en anderen) te verantwoorden dat je flink je best hebt gedaan om de ander in een schoon, ontsmet huis te verwelkomen. Niks overdreven aan en zeker een ster waard, toch? Het neemt niet weg dat ik al langere tijd een nadeel ervan meen te zien. Wij ontvangen visite graag en gastvrij als ons huis maar schoon en opgeruimd is, anders laten we de deur graag dicht. Wanneer is het dan goed genoeg? Misschien genoeg voor een ster of in ieder geval genoeg voor het voorkomen van de stip van afkeuring. Alleen zeggen we daarmee onbewust wel tegen elkaar dat het ontvangen in een schoon huis de norm is.
Zo besprak ik dit laatst nog met twee vriendinnen, die mij op een high tea bij één van hen thuis trakteerden. We concludeerden dat het eigenlijk beláchelijk is dat je huis eerst altijd ‘perfect’ moet zijn voor visite en toch doen we er allemaal aan mee. De gastvrouw gaf dan ook toe dat ze zich vooraf onzeker had gevoeld over de ’troep’ in huis. Met als gevolg irritatie en een uit huis gevluchte man. We gniffelden samen en gaven de knorrende maag de schuld.
Dan zie ik een week later mezelf het huis klaar maken voor visite. Instructies vliegen de oudste om zijn oren. Hij ontvangt ze maar als een dappere soldaat in mama’s strijd tegen de klok. De jongste net uit bed wordt nog snel aan een boterham gezet. Nog even een kwak gel in zijn haar, waarbij hij al snel ontdekt had hoe leuk het brood daarin blijft plakken. Van alle bukbewegingen begint mijn rug al snel te klagen. Maar ja, in deze tijd moet toch echt even het toilet schoon en de stofzuiger er doorheen. Hoe meer je bezig bent, hoe meer je ziet, hoe lastiger het is om iets te laten. Herkenbaar? Opschieten, want het moet natuurlijk ook niet lijken alsof je er nog te druk mee bent als visite binnenloopt. Bezoek mag dan wel weer via achterom binnen komen wandelen, iets wat ik juist leuk vind. Het biedt alleen geen kans voor een laatste check of worp van speelgoed. Als de visite er dan is moet ik wel stoppen. Ik slaak en vermoeide zucht en slik de neiging in om te vragen of ze weet hoe het koffieapparaat werkt. In plaats daarvan trek ik mijn zwangerschapskaart en zeg ik lachend aan nesteldrang te leiden en eerst even te moeten zitten. Had ik eerlijk durven zeggen: “Sorry, ik was bang dat je mijn huis “stip-waardig” zou vinden, dus ik heb mij weer eens te druk gemaakt?” Nee, helaas alleen in mijzelf. Had ik het maar gedaan en wie weet daarmee een patroon voor ons beiden doorbroken. ‘Sorry, you missed it.’
Bernadette van Dam
psycholoog bij Stichting De Vluchtheuvel