Toen ik in maart mijn vorige blog schreef over ‘Loslaten’, had ik niet kunnen bedenken welke impact het coronavirus op de maatschappij zou hebben. Ik had niet kunnen bedenken dat we een week later te maken zouden hebben met een intelligente lockdown. Sterker nog… ik had geen idee wat ik me moest voorstellen bij het woord ‘lockdown’.
Inmiddels weten we het maar al te goed. De golven van coronanieuws slaan om onze voeten. Op de ene plek met windkracht 4, maar op sommige plekken trekt de lucht dicht en bereikt de storm windkracht 11: bijna geen mogelijkheid meer om overeind te blijven. We kwamen scherpe schelpjes tegen die verwondden: familieleden die we niet mogen zien, zieken, angst, scholen die sloten, andere meningen en misschien wel IC-opnames.
Ook wij als hulpverleners net buiten de frontlinie van de directe (lichamelijke) zorg hebben met de golven van doen: van geen handen geven naar telefoongesprekken en videobellen. Als ze ons dat een half jaar geleden hadden verteld, hadden we gezegd dat dat niet mogelijk was. En toch… we doen het. Natuurlijk kost het inspanning en natuurlijk moeten we eraan wennen dat we onze cliënten niet zien en natuurlijk voelen ook wij de druk en de angst van het coronavirus. Maar toch… ergens zien we ook mooie dingen, die hoop geven voor de toekomst.
Cliënten die hun aanvankelijke telefoonvrees overwinnen en uiteindelijk zelfs aangeven dat het ze erg meevalt en uiteindelijk wel erg geconcentreerd kunnen zijn aan de telefoon. Mensen die aangeven dat het stilvallen van contacten en activiteiten hen ook de gelegenheid geeft om weer in evenwicht te komen. Er valt zoveel ‘móeten’ weg, dat er gelegenheid is om na te denken over wat nu echt belangrijk is in het leven. Natuurlijk missen heel veel mensen anderen om zich heen. Maar daar zien we veel creativiteit ontstaan: appende ouderen, naar elkaar omkijkende buren, ideeën om toch opa of oma even te groeten, kerken die regelmatig contact opnemen en zo het gemeente-zijn bevorderen. Natuurlijk missen ook onze cliënten kerkdiensten en contacten, maar tegelijkertijd zie ik ook zoveel veerkracht, die we in de waan van de dag een beetje verloren waren.
Natuurlijk besef ik dat er verliezen zijn geleden, dat er mensen gestorven zijn, dat we medisch en economisch gezien de crisis nog lang niet achter ons kunnen laten. Maar ook dat we nog een roepstem mogen horen! Een oproep tot verandering; een oproep tot bekering. En altijd als ik over het lopen langs de vloedlijn hoor, moet ik weer denken aan dat lied over die voetstappen op het strand (‘Ik droomde eens…’) en de juichtoon waarmee dat eindigt “toen ’t moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen!”. De maat is nog niet vol. We zijn er nog. Ook dat houdt onze cliënten bezig. En dat is misschien niet eens zo’n verkeerde gedachte…
Werken aan de psychische frontlinie. Het heeft overeenkomsten met de vloedlijn. De golven -hetzij groot of klein- ze spoelen over je heen. Je kunt ze niet ontwijken. Je kunt wel een inschatting maken hoe groot ze zijn en of ze je omver kunnen gooien. Als dat het geval is, kun je er maar beter ver vandaan blijven. De schelpen en de stukjes drijfhout kunnen lelijke uitsteeksels zijn die je tot bloedens toe kunnen verwonden. Maar ook prachtige juttersvindingen die inspireren tot creatieve processen, tot het verwonderen over kleuren en vormen en je een verzamelaar maken van prachtige herinneringen. Als psycholoog mag je even meelopen langs die vloedlijn. En mensen helpen hun evenwicht te vinden en te houden. Mensen op de juiste afstand te laten kijken naar het water. Mensen de schelpen met de scherpe randjes te helpen herkennen. Maar soms… ook even bukken om samen de parelmoerglans van een schelpje te bewonderen. Een schelpje verborgen onder het zand, tevoorschijn gehaald door een golf, om te zien dat de mooie dingen je soms zomaar voor de voeten worden geworpen.
Suzanne den Breejen-de Groot
Psycholoog Stichting de Vluchtheuvel