Ik vroeg hem: “En mag jij geloven dat jouw zonden vergeven zijn?”
Het Bijbelgedeelte en dagboekje gingen daarover.
Dan, fluisterend bijna, zegt hij: “Ik doe nog zoveel zonde. Soms vloek ik of ben ik heel brutaal.”
Weer is het stil.
Door mijn eigen hoofd buitelen de gedachten. De herkenning ook, de ontroering om hetgeen ons mens-zijn zo tekent: schuld.
Ik deel zijn beleving van de enorme kloof tussen God en mij. Ik deel in het voelen dat het goed moet komen. En ook zo sterk de gedachte, dat me dat nooit gaat lukken.
“Mamma snapt je”, zeg ik. “Als ik ’s morgens de Heere heb gebeden, wil ik zo graag dat het die dag allemaal goed gaat: dat ik lief ben voor jullie, iedereen goed help, de Heere niet vergeet. En elke dag gaat het mis. Het lukt me niet, jongen. ’s Avonds moet ik tegen de Heere zeggen dat ik weer heel veel schulden heb gemaakt.”
Hij kijkt me verbaasd aan met zijn blauwe ogen. “Ja!”zegt hij. “En dan weet ik het niet meer.”
“Of het wel goed komt tussen God en jou?” vraag ik hem.
Hij knikt maar kijkt me niet meer aan. De vraag is te teer.
“Je krijgt het ook niet goed, jongen. Nooit meer. Net als je T-shirt van vorige week. Weet je nog? Allemaal smeer van de auto eraan. Weet je nog wat we ermee hebben gedaan?”
Hij knikt. Jazeker! “Weggegooid en een nieuwe gekocht.”
“Ja. Daarom heeft God dat ook gedaan: de Heere Jezus heeft voor ons geleden en is gestorven aan het kruis. Dat was nodig omdat wij het niet meer goed krijgen met God. We moeten achter de Heere Jezus wegkruipen. Door Zijn witte kleed, ziet God ons aan in Hem.”
Zullen we dat vragen?
En zo bidden we samen. Mijn kind en ik. Even schuldig. Even afhankelijk.
Maar tot dezelfde God in Wiens Naam we beiden gedoopt zijn. En Die gezegd heeft: Zo zeker als dit water op je voorhoofd heeft gedruppeld, zo gewis is er vergeving voor een ieder, Die tot Mij komt met zijn schuld. ‘Want het bloed van Jezus Christus wast en reinigt van alle zonden’.
En die belofte is ons houvast: van mijn zoon en mij. Wat een verbondenheid.
Mathalie de Wildt