Langzaamaan druppelen de jongeren binnen. En dan ineens staan ze daar voor je: twee meiden, zusjes, 12 en 14 jaar oud, omarmd. “We moeten u iets vertellen.” Ze kijken elkaar aan. De jongste met een verlegen lach, bij de oudste zie je wat spanning op het gezicht. Je denkt: wat zou er komen? “Onze moeder heeft kanker, we hebben het deze week gehoord.”
Stilte… Daar sta je dan. Wat moet je zeggen? Er flitst van alles door je heen. Deze momenten kun je niet voorbereiden.
“Wat erg meiden, heftig zeg!” Wat voel je dat mensenwoorden in zulke situaties zo hol, zo leeg klinken. We praten met de meiden over wat ze weten, wat er gaat gebeuren, over de behandelingen, de vragen, de onzekerheden. We proberen naar deze meiden te luisteren. We vragen hoe ze het zelf ervaren. De oudste zegt: ”Ik kan het helemaal niet begrijpen dat mijn moeder dat nu heeft.” Wat een nood bij deze meiden.
Je voelt je eigen worsteling, wat is wijsheid om te zeggen. “Zullen we straks voor jullie bidden?” Wat is het rijk dat we de zorgen en vragen van deze meiden, van deze moeder, van dit gezin in het gebed voor de Heere neer mogen leggen. Een betere plaats is er niet.
De andere jongeren komen ook binnen. We beginnen de avond. Met elkaar denken we na over Gods leiding in ons leven. We praten er met elkaar over dat wij de dingen die in ons leven gebeuren soms niet begrijpen. Wat kunnen er veel vragen zijn als er iemand in onze omgeving ernstig ziek wordt. Wij zien de achterkant van het borduurwerk. Wij begrijpen de wirwar van draden niet. Maar God ziet de voorkant van het borduurwerk. Hoe hij ons leven maakt, zo is het goed.
Wat zien we hier Gods leiding dat we juist dit hadden voorbereid voor deze avond.
We hopen en bidden dat dit Woord voor deze meiden, voor alle jongeren, tot troost mag zijn.
Een jeugdwerkleider