Toch schuurde de preek wel. Dat bleek wel uit de reacties die ik na die zondag kreeg. Nazorg is wel nodig, zei iemand. Een vrouw, zelf single, uit de gemeente nam contact op. In een persoonlijk gesprek bleek wel hoezeer het kan knellen als in prediking en gemeenteleven het huwelijk de norm lijkt te zijn. Vanuit 1 Korinthe 7 – en wat was ze blij dat dat hoofdstuk ook in de Bijbel stond – is dat natuurlijk niet zo, maar in de praktijk kan het wel eens zo lijken. Ze had het niet alleen zwaar gehad onder de leespreek, maar ook regelmatig tijdens doopdiensten. Soms kreeg ze het idee dat zij, als single, toch niet helemaal volwaardig gemeentelid was.
Ze kon kritisch naar zichzelf kijken – dat zeker. Ze zag de andere kant ook heus wel. Maar dat nam het diepe gevoel niet weg. Die begonnen al in Genesis 2, bij ‘het is niet goed dat de mens alleen zij’. ‘Niet goed!’, zei ze. Gelukkig kon ze erover praten en was ze gekomen. Voor mij was het een confrontatie met hoe zulke zaken kennelijk beleefd kunnen worden. Goed om daarover na te denken. Wat zouden zulke woorden, uit Genesis, voor singles betekenen? Hoe verhoudt zich wat de apostel Paulus in 1 Korinthe 7 zegt over het single-zijn tot deze woorden? Kan een doopdienst ook voor een single tot zegen zijn? Had die leespreek maar beter niet gehouden kunnen worden?
Samen ga je in zo’n gesprek op zoek. Op zoek naar een Bijbels antwoord op vragen vanuit de praktijk van het gevoelsleven. Mag het wringen? Hoe ga je om met verdriet en pijn, met boosheid misschien zelfs? Gelukkig is daar ruimte voor in de Bijbel. Kijk maar naar de Psalmen. Er blijken momenten te zijn waarop je niet boos hoeft te zijn op je eigen boosheid. Laat het maar gebeuren. Wij hebben geen Hogepriester die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden. De Heere wil dat we alles bekend maken aan Hem – daar is ruimte voor.
Is er ook ruimte voor singles in de gemeente? Het is ‘niet goed’ dat de mens alleen zij! Dat betekent niet dat een huwelijk verplicht is, als enig geldende norm waarbuiten je niet volwaardig meedoet. Het betekent wel dat we, zeker in de gemeente, aan elkaar gegeven zijn. Als een soort grote familie. Broeders en zusters. Om te dienen in de Heere. Door mee te doen, mee te helpen, mee te bidden. Door er te zijn voor elkaar. Evengoed als single, bijvoorbeeld in een doopdienst. Er zijn kerken waarin de hele gemeente ‘ja’ zegt bij de doop. Letterlijk. Dat is zo gek nog niet.
Dan kan de preek of het gemeenteleven soms nog wel schuren. Als dat het gesprek maar opent. Wie het gesprek aangaat, kan nieuwe dingen ontdekken. Zo ontstaat er ruimte om tegen elkaar te zeggen: ‘Vele leden, één lichaam. Ik zie je staan. We staan er sámen voor. We zijn er voor elkaar!’
Peter van Olst