Een kwartiertje later staat Joost ineens bij de deur. Hij heeft zijn armen om zich heen geslagen, kijkt boos, gilt en maakt een grommend geluid. Als ik vraag wat er aan de hand is wijst hij naar de stapel tijdschriften. “Ik begrijp niet wat je bedoelt”, zeg ik. Hij zegt: “Die tijdschriften”. Ik zeg: “Ja, die liggen hier, ik heb ze voor je meegenomen, dat wilde je toch”. “Nee, WEG!”.

Ik begrijp er echt helemaal niks meer van. Een kwartier geleden vroeg hij of ik de tijdschriften mee naar beneden wil nemen. Nu liggen ze hier en wil hij ze niet meer zien. Aan zijn houding zie ik dat er meer aan de hand is. Ik neem Joost op schoot en vraag wat er aan de hand is. Grommend zegt hij: “ik wil die niet, ze moeten weg”. “Je wilt de tijdschriften weg. Net wilde je ze nog en nu niet. Wat is er met de tijdschriften aan de hand?” Joost geeft aan dat hij ze niet leuk vindt, ze zijn eng. Als ik doorvraag, krijg ik steeds een kort en grommend antwoord. Maar ik kom er achter dat het iets met schaduwen te maken heeft. Hij vindt schaduwen eng, maar ook een bepaald soort rode letters typeert hij als eng. Ik pak een tijdschrift van de stapel en wijs een aantal tekeningen aan.  Als ik weet wat hij spannend vindt, kan ik hem verder helpen. Maar Joost heeft zijn handen voor zijn gezicht geslagen en wil absoluut niet naar de tijdschriften kijken. Als ik aangeef dat hij bij mij op schoot zit en dat we het samen kunnen oplossen, gluurt hij heel voorzichtig tussen zijn vingers door. Ik laat de achterkant van het tijdschrift met een stripverhaal zien. Al glurend tussen zijn vingers door keurt Joost dit tijdschrift goed. Hij begint iets te ontdooien en kan dingen aanwijzen die hij echt niet zien wil. Ik geef aan dat ik nu begrijp wat hij spannend vindt en dat ik de stapel voor hem zal uitzoeken. De spannende tijdschriften worden apart gelegd en verdwijnen weer naar boven. Gelukkig geeft dit wat rust en Joost durft de uitgezochte stapel te pakken en te bekijken.

Toch voel ik zelf de drang om Joost in dit stukje trauma te helpen. Dus wil het toch graag met hem bespreken. Ik denk dat ik weet waarom hij schaduwen eng vindt. Dat is echt een restant uit het verleden. Dit is iets wat te herleiden is tot wat hij in de vorige situatie heeft meegemaakt. Ik zeg tegen hem dat ik vermoed hoe het komt dat hij deze tekeningen niet wil zien. Maar Joost is heel duidelijk in zijn boodschap: “ik wil het niet weten”. Ik respecteer deze grens en vertel het hem niet. Wel maken we de afspraak dat hij altijd mag vragen naar alles wat in het verleden is gebeurd. Ook als hij ouder wordt en het wel wil weten: vragen mag! Ik hoop dat ik nog een keer de openheid krijg om het hem uit te leggen.

Ik besef maar weer: zijn verleden heeft echt zijn sporen nagelaten.

Leönie (pleegmoeder)