Natuurlijk diende die tandheelkundige zorg een goed doel. Mijn vader – die al vóór zijn veertigste aan een kunstgebit moest geloven – wilde dat zijn zoon besparen. Dus: ieder half jaar naar de tandarts! Die van ons stond bekend als een vakman op hoog niveau. Dat had volgens mij meer betrekking op zijn handvaardigheid dan op zijn contactuele eigenschappen. We waren niet ‘in het fonds’ dus naderhand viel de rekening op de mat. Die was ook op een hoog niveau. Dat had weer te maken met het aantal gaatjes en vullingen.
Zelf herinner ik me vooral de snerpende ‘diepteboringen’, maar misschien was ik wat gevoelig. Anno 2021 krijg je bij het minste signaal van ‘gevoeligheid’ een verdoving aangeboden. Maar omdat ik in mijn jeugd gehard ben is dat mijn eer te na.
Kortom: de tandarts van toen was in alle opzichten een andere dan zijn vakgenoten van nu. De mensen zijn een paar generaties jonger en de materialen zijn moderner.
Voor mensen met een beperking is een goede gebitsverzorging even belangrijk als voor ieder ander. Maar tandartsbezoek is voor hen niet eenvoudig. Dat geldt ook voor onze zoon Peter. Over hem heb ik al vaker verteld. Hij is ernstig meervoudig beperkt; een baby in een volwassen lichaam.
Met Peter gaan we naar het centrum voor bijzondere tandheelkunde. De dames en heren daar zijn gespecialiseerd in de omgang met en behandeling van mensen die bij de ‘gewone’ tandarts niet terecht kunnen. Dat kan variëren van volwassenen met ernstige vergroeiingen tot kinderen met extreme angst. Maar ook mensen met beperkingen horen tot de doelgroep, jong en oud. Als het nodig is kan er zelfs onder narcose worden gewerkt.
‘Tijd’ is bij bijzondere tandheelkunde een relatief begrip: minimaal een half uur per patiënt. In dat halve uur worden er soms maar wat kleine stapjes in de behandeling gezet.
Wonder boven wonder heeft Peter een sterk gebit. Het ‘plan van aanpak’ blijft tot nu toe beperkt tot het verwijderen van tandsteen. Twee dames – een tandarts en een mondhygiëniste – zijn dan met geduld en toewijding bezig om zijn kaken zo ver van elkaar te krijgen dat er ‘gespiegeld’, gepeuterd, gekrabd en weggezogen kan worden. De één is linkshandig, de ander rechts; daardoor weten ze geleidelijk alle plekjes te bereiken. Dat gaat vergezeld van vriendelijke, aanmoedigende en geruststellende woordjes. De steun van zijn moeder is daarbij van meerwaarde, want wat de professionals niet kunnen bereiken lukt haar soms wel! Na een half uur is ‘de koek op’. Peter laat duidelijk merken dat hij het welletjes vindt. En z’n ouders zijn het er mee eens.
In dit tempo kost het minstens vier behandelingen om het hele gebit ‘rond te komen’. Voor ons zijn dat evenveel intensieve uren die ons niet in de koude kleren gaan zitten, telkens weer opnieuw. Bij het ouder worden is dat niet minder. Het plannen van de afspraak, het afstemmen met de groepsleiding van de woonvoorziening, het regelen van de rolstoeltaxi. ‘Wat moet er allemaal in z’n tas?’ (afspraakkaart met barcode, medicijnen voor het geval dat Peter een ‘toeval’ krijgt). ‘Wat nemen we zelf mee?’ (in ieder geval een dik-vloeibaar hapje voor het geval alles uitloopt). En dan nog het gebeuren in en buiten de behandelkamer. We zeggen nogal eens: “Op deze momenten beseffen we weer dat we een gehandicapt kind hebben”; ook al is Peter een volwassen man van 36 jaar.
Maar nu Peter zelf: Natuurlijk vindt hij het gedoe in zijn mond vervelend. Maar hij is meer geïrriteerd dan boos. En op het stemgeluid van zijn plaaggeesten reageert hij in de regel met een vriendelijke lach. Van het ritje in de rolstoelbus geniet hij volop. Op de heenreis weet hij niet wat hem te wachten staat en op de terugweg evenmin wat er gebeurd is.
“De tandarts is je vriend!” Dat mag dan wat teveel gezegd zijn, maar het is te doen!
Bert Regterschot
Peter Regterschot is op 14 maart 2023 overleden.