Via social media kwam ik in contact met een jongere. Ik begreep dat hij niet meer naar de kerk ging. In de kerk had ik dat ook wel gemerkt. Of tenminste, ik had hem al een paar keer gemist. Telkens dacht ik: ‘Zal ik eens contact met hem opnemen.’ Maar ik deed het niet. Ik stelde mezelf gerust met de gedachte dat hij wel ergens anders in de kerk zou zitten, op een plek waar ik hem niet kon zien. Ergens, diep van binnen, dacht ik misschien ook wel: ‘Het is toch niet mijn taak.’
Nu zag ik een post voorbij komen waaruit bleek dat hij inderdaad niet op zondag in de kerk was. Ik besloot om toch maar een berichtje te sturen. Hij reageerde dat hij inderdaad niet meer in de kerk kwam en dat ik dat niet jammer hoefde te vinden, want het was zijn eigen keuze. Ik sloot het gesprekje af met de opmerking dat ik hem in elk geval wel miste. Daarmee was het dacht ik afgedaan. Misschien dat ik mezelf ook nog een beetje ‘goed’ vond, omdat ik het toch gezegd had.
Een uur later kreeg ik toch nog een berichtje van hem. ‘Trouwens, wel raar dat u er dan pas over begint als ik al 4 of 5 maanden niet meer naar de kerk kom.’ Bam, die zat.
Ik denk dat ik er verder weinig woorden aan toe hoef je voegen. Iedereen voelt de les die hierin doorklinkt. Missen we onze jongeren als ze langzaamaan wegblijven in de kerk? Wie doet er iets? Wie vraagt er naar onze jongeren? Heb ik er alles aan gedaan om ze vast te houden? Heb ik ze laten voelen dat ze gemist worden?
Laten we met elkaar biddend om onze jongeren staan. Niet als individu, die nu eenmaal goed met jongeren om kan gaan, maar als gemeente. De zorg voor onze jongeren is een verantwoordelijkheid van elk afzonderlijk gemeentelid. Zullen we die taak biddend opnemen? Allemaal… niemand uitgezonderd.
Jaco Pons
jeugdwerkadviseur