We hebben bezoek met de biologische ouders van onze pleegkinderen. Het jongste broertje van ‘onze’ kinderen woont (nog) bij biologische ouders. Ook hij is bij de bezoeken aanwezig, zodat de kinderen ook elkaar kunnen zien en met elkaar kunnen spelen.
Volgende week staat er opnieuw een rechtszaak gepland rondom dit jongste broertje. Er is een uithuisplaatsing voor hem aangevraagd. Wat een leed en verdriet schuilt er achter zo’n verzoek… Aan ons is de vraag gesteld of dit jongetje bij ons geplaatst mag worden als hij niet meer bij biologische ouders kan wonen. En op die vraag hebben we “ja” geantwoord.
En nu zit ik tegenover dit jongetje. Ik praat wat tegen hem, speel met hem. Hij moest eens weten wat zich allemaal afspeelt rondom zijn situatie. Heel veel gedachten gaan door me heen: waar woont hij volgende week? Mag ik volgende week steeds voor hem zorgen? Kan ik vanaf volgende week steeds dingen met hem ondernemen? Heel bewust probeer ik contact met hem te maken. Misschien herkent hij me dan volgende week… Ook onze kinderen zoeken contact met hem en genieten er van om hun jongste broertje te zien. Ik probeer ook heel bewust contact te stimuleren tussen dit jongetje en zijn broertjes en zusje. Als hij dan uithuisgeplaatst wordt, herkent hij misschien de andere kinderen. Als, áls, áls …. zoveel vragen, zoveel onzekerheden, zoveel onduidelijkheid…
Ik vind het ook moeilijk. Het is allemaal zo dubbel. Ik maak me zorgen om de ontwikkeling van dit jongetje. Maar tegelijkertijd zie ik hier ook biologische ouders met hun jongste zoontje. Ze houden van hem, het is hun kind.
Mijn gedachten dwalen verder. Nu zit dit jongetje nog in de wandelwagen bij biologische ouders. Volgende week zit hij misschien bij mij voorop de fiets. Nu zien onze kinderen hun broertje maar een uurtje, volgende week kunnen ze misschien wel de hele dag met hem spelen.
Ik vind het verwarrend. In mijn hart is er al een plaats voor dit jongetje, in mijn gedachten zie ik hem al in ons gezin zijn plaatsje verwerven. Maar het is nog niet zo ver. En ik kan dat gevoel dus nog niet uiten.
Als ik thuis kom, deel ik mijn gevoel met mijn man en zeg: “als je hem ziet, houd je gelijk van hem, het is zo’n schatje.” Er is in ieder geval ruimte in hart en huis.
Leönie
pleegmoeder