Oei, dat belooft wat. Ivan komt nog maar net uit de bus gestapt en dan al zo opgefokt. Onderkoeld beantwoord ik zijn vraag. “Ik denk gelijk aan trompet spelen.” Ivan beaamt dat hij dat best goed kan. Het in ieder geval heel graag doet. Helaas krijgt hij te weinig tijd om zijn hobby uit de oefenen. “Op school moet ik keihard werken. Dat kost veel energie.” Thuis vinden ze dat het instrument veel te veel herrie maakt. Bovendien is niet iedereen overtuigd van de kwaliteiten van de speler. Voor hemzelf is het duidelijk dat het trompet blazen niet tot het summum van zijn kunnen behoort.
Hij kijkt nog eens heel indringend en waarschuwt nadrukkelijk voor de gevolgen van zijn top- prestatie. “Ik kan zo verschrikkelijk boos zijn he! Dan zou ik wel….” De stoom komt bijna uit zijn oren. Ik knik naar hem. “Ivan, ik ben overtuigd. Jij bent kampioen boos worden. Dubbel kampioen eigenlijk. Want je kunt ook boos blijven als de beste. Word je daar nu blij van?” “Dat kan me niet schelen. Ik ben gewoon boos. Echt boos. Niemand hoeft zo hard te werken als ik. Ik word er nog eens ziek van. Ik zou de…”
Ik steek mijn hand op. “Even stoppen met schelden. Ik begrijp je boosheid, maar hier word je niet gelukkig van. Kom om half tien maar naar mijn kamer. Dan gaan we hier serieus over doorpraten.” Zijn ogen lichten op. Gelijk komt de vraag of we het boek over boos zijn weer gaan gebruiken. Na mij bevestigend antwoord loopt hij zonder mopperen naar de klas.
Ivan is een schoolvoorbeeld van moeite rondom het omgaan met emoties. Veel van onze leerlingen vinden het heel lastig om echt te voelen wat ze ervaren. Laat staan dat ze hun gevoelens onder woorden kunnen brengen.
Het spel ‘Spring kikker, spring’ geeft een goed inzicht in hoe de kinderen omgaan met hun emoties. Bij dit spel lees ik diverse casussen voor en vraag aan de kinderen of ze als reactie daarop op de cirkel boos, bang, blij of verdrietig willen springen. In eerste instantie springen ze bijna altijd op ‘boos’. Bang komt niet in hun woordenboek voor. Dat woord reserveren zij voor ‘mietjes’. Het is een hele kunst om het echte gevoel boven tafel te krijgen. Daar vervolgens woorden aan te geven en te leren er adequaat mee om te gaan. Het vraagt tijd, geduld en een open luisterhouding; ondertitelen (niet invullen!) van wat je ziet en hoort.
Als Ivan zich op de afgesproken tijd meldt, luister ik naar hem en probeer zijn gevoel te ondertitelen. Hij is bereid om mee te denken hoe hij op een constructieve manier om kan gaan met zijn gevoel van boosheid.
Boosheid blijkt vaak een uiting van angst en onmacht. Wie dat doorziet, kan veel voor ‘boze’ kinderen betekenen.
Anna-Sofie van Dam