Karl snapte niet dat zijn vader tijdelijk als meester fungeerde. Wat pa ook probeerde, hij nam niet aan wat hij hem probeerde bij te brengen. Elke ochtend opnieuw leverde het thuisonderwijs wederzijds veel strijd en frustratie op. De rust keerde pas terug toen Karl drie dagen in de week naar school ging om daar zijn werk te maken. Hij bevolkte samen met Evelien en Sven en nog een paar andere kinderen waarvan de ouders een cruciaal beroep uitoefenden, zijn eigen lokaal. Zijn klasgenoot miste zo de structuur van het schoolgaan, dat ze alleen daarom al maar niet aan haar opdrachten begon. Ze vond het fijn dat om de dag de bus voor de deur stond om haar op te halen. Ook het thuisfront kwam tot rust.
De moeder van Sven probeerde twee weken om hem met behulp van instructiefilmpjes en spraakberichten van de leerkracht te helpen. Ze voelde zich echt falen toen ze tenslotte moest concluderen dat het allemaal niet zo lukte als ze had gehoopt. De krantenartikelen met bijbehorende foto’s over gezinnen waar ‘school in huis’ gesmeerd liep, versterkten dat vervelende gevoel alleen maar. Toen ze eenmaal de stoute schoenen aangetrokken had en Sven uiteindelijk toch drie dagen op school liet gaan, vroeg ze zich af waarom ze daar nu zo moeilijk over moest doen. Sven genoot van het kleine clubje kinderen in de klas. Zijn thuiswerk kreeg hij op school ’s morgens makkelijk af en de middagen werden gevuld met praktische vakken en spel.
Voor deze kinderen en hun ouders betekende de noodopvang een uitkomst.
Groot was de vreugde over die ene week school tussen sluiting en de voorjaarsvakantie. De maatregelen van de vorige keer bleken er nog goed in te zitten. Ramen en deuren open; gescheiden pauzes; handen wassen of ontsmetten zodra je de school of het lokaal binnenstapt. Geen gezamenlijke koffie- en eetpauzes voor het team. Alle overleggen via een scherm. Na schooltijd zo snel mogelijk de schooldeur achter je sluiten. Maar we genoten van het geluid van de kinderstemmen. Hun enthousiaste verhalen en (eigen)aardigheden.
Nu mogen we ‘gewoon’ weer naar school. Je zou verwachten dat we ons werk weer kunnen doen. Dat valt eerlijk gezegd nogal tegen. We hebben het druk met het interpreteren van de beslisboom, het opstellen van stappenplannen en het bellen van ouders met de boodschap dat hun kind in quarantaine moet vanwege een besmette klas- of busgenoot.
De onrust blijft. Over achterstanden denken we nog maar niet na. We spreken liever over een andere beginsituatie. En proberen ons oog omhoog te slaan. Op Hem Die in de hemel zit. Aan Wie alle macht gegeven is. Ook over een minuscuul virus met een mega impact.
Anna-Sofie van Dam